Al die verschillende steken verzin ik zelf, die heb ik niet geleerd. Ik brei nauwelijks uit boeken, want ik heb geen geduld om patronen te lezen. Ajoursteken? Dat is de taal van die boeken. Ik kan geen definitie van die steken geven. Ik brei een trui met gaatjes: twee samen, dan twee of drie steken recht(s?!) en dan weer twee samen. Bij dat samen breien sla je de lus om de naald; dan krijg je dat gaatje.
Aldus Loes Veenstra, uit Rotterdam-Zuid.
Onwillekeurig vraag ik me af of dit waar kan zijn.
Want zelf brei ik óók, hoewel niet zoveel als Loes Veenstra.
Maar als het moeilijker wordt dan boord- of
tricotsteek - ajour, kabels, patentsteek, schaduwbreien - kan ik niet
zonder instructies.
Patronen bedenk ik meestal wel zelf.
Maar Loes Veenstra is niet het type om te jokken.
Dat zie je aan haar.
En al die aandacht - film, tentoonstelling, boek - vindt ze
eigenlijk maar een beetje ongemakkelijk.
Voordat zij 'ontdekt' was breidde ze, vanaf 1955, ongeveer
vijfhonderdzestig truien.
Gewoon, omdat ze anders "teveel zou roken".
Een deel gaf ze weg, maar ongeveer vijfhonderd belandden
ongedragen op zolder.
Mooie truien, met opvallende kleurencombinaties en patronen.
Onwillekeurig geven ze een tijdsbeeld.
Vier truien van Loes Veenstra, tentoongesteld door de Kunsthal te Rotterdam. |
Er is veel aan de truien van Loes Veenstra dat mij intrigeert.
Maar dat ze zelf, bijvoorbeeld, ajoursteken bedacht nog wel het
meest.
Toegegeven: heel ingewikkeld zijn de door Loes Veenstra gebruikte steken meestal niet.
Aan de meeste technische hoogstandjes waagt ze zich niet.
Maar toch.
Breien is een hoogstaande en verfijnde techniek, waar een complete
industrie op drijft.
Zijn al die steken ooit bewust door iemand 'ontworpen'?
Of komen de meeste vondsten - overgedragen van generatie
op generatie - voort uit de vaardige, 'alwetende' handen van anonieme
(huis)vrouwen als Loes Veenstra?
"Dit is alles ja gans onwetenschappelijk", zou Professor Prlwytzkofsky zeggen.
Lis Glas (1957)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten