Architect en socioloog Mári Glas (1968) buigt zich over noodlijdende vraagstukken in wetenschap en samenleving. Onder zijn redactie schrijven zijn (half)zussen Rémi ('55), Lis ('57), Mila ('68) en Ira ('83) Glas op hun Eigen Wijze met hem mee, over zelfgekozen onderwerpen. Waar het langer moet, laten zij hun ideeën rijpen op eikenhout en vullen hun eigen blogs hiermee. Waar het korter kán schenken zij hieruit gezamenlijk een Glaasje, van maximaal 300 milliliter, oftewel 300 woorden. Proost!


donderdag 29 september 2016

Een dagje watervasten

Van eten ga je dood, zeggen wetenschappers.
Wie calorie-arm eet wordt ouder en blijft gezonder.
Dat treft slecht, want ik eet graag.
Toch besloot ik om een dagje te watervasten.
Geen koffie, sap, wijn, half werk, of zelfs maar groene thee.
Ineens vond ik het een interessant en bijna heldhaftig idee.

Ik las dat Moslims vasten om stil te staan bij mensen die het minder getroffen hebben.
Een ander motief is het aankweken van zelfdiscipline, of het bewijzen van religieuze trouw.
Alle wereldreligies kennen vastendagen.

Zelf werd ik vooral aangetrokken door een slankere taille.

In de ochtend ging het wel.
Tegen twaalven kwam de hoofdpijn.
Hoe kan een mens eigenlijk zonder koffie?
Rond vier uur begon ik me héél erg hongerig te voelen.
Ronduit humeurig, volgens naasten, en concentreren ging de hele dag al niet.
Tijdens een wandelingetje duizelde het me zelfs.
Een glaasje wijn had zeker geholpen. 
Maar mocht niet.

Ik was dus behoorlijk met mezelf alleen.
Wie ben ik eigenlijk en wat kan ik hebben?
Lukt het me om ondanks zo’n tijdelijk(!) ongemak aan iets anders te denken?
Wat mis ik het meest?

Om met de laatste vraag te beginnen: koffie, wijn.
En nee, het lukte mij nauwelijks om normaal te functioneren, laat staan me te concentreren.
Ik bleek een verwende westerling, die niet veel kan hebben.

Want eigenlijk is zo'n dagje vasten een dagje met luxe-honger. 
Niets meer of minder dan een ervaring.
Mensen betalen goud geld voor ervaringen.
Vasten is in ieder geval goedkoop.

Wel lijkt een dagje watervasten een proeve van (zelf)controle.
Maar zodra mijn spierweefsel wordt aangetast (na drie dagen) piep ik vast anders.
Dan beheerst de honger mij, in plaats van ik de honger.

Zo heb ik dus een dagje geflirt met honger.
Maar aan een vaste relatie ben ik nog niet toe.

Mila Gras-Glas 

woensdag 28 september 2016

Over jokken

Jokken lijkt een woord voor kleine kinderen.
Niet van toepassing boven de zes jaar.

Maar volgens aanhangers van het leugentje om bestwil klinkt liegen zo negatief.
Spelen met de waarheid hoort juist bij volwassenheid, menen zij.
Hun wat kinderlijke woordkeus (jokken, spelen, leugentje) heeft de schijn een beetje tegen, dát wel.

Je kunt het praktisch bekijken, of, zo je wilt, economisch.
Zo beschouwd gaan jokkebrokken vooral met hun tijd mee.
Zoals de Amerikaanse humorist Josh Billings opmerkte:
Hoe schaars de waarheid ook is, het aanbod heeft toch altijd de vraag overtroffen.
Een verstandig mens leurt niet met waren waarvoor geen markt bestaat.
Toch?

Daarbij kan iederéén de waarheid vertellen.
Om te jokken is daarentegen enig vernuft nodig.
Dichters liegen de waarheid 
schreef Bertus Aafjes.
Jokken bij wijze van artistieke vrijheid, dus.
Hiermee verraadt een eerlijk mens zich als middelmatig.
Op het saaie af.

Maar een oude wijze sprak:
De mond die liegt, doodt de ziel. 
André Maurois formuleerde het eigentijdser:
Vele leugens worden meer door onverschilligheid ingegeven dan door huichelarij.
Achteloos liegen getuigt dan ook vooral van liefdeloosheid.
In het bijzonder voor eerlijke toehoorders, die immers - volgens het principe "zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten" - goedgelovig zijn.

Want geconsumeerde leugens beïnvloeden het gedrag van goedgelovige luisteraars.
Dit wekt bij jokkebrokken - onwillekeurig – een meewarig glimlachje op.
Kijk nou eens: die sukkels begrijpen het spel van de grote mensen niet!

Om goed te jokken moet je je leugens onthouden.
Houd een logboek bij: wat en hoe gejokt tegen wie.
Dit getuigt tenminste van liefde, voor eerlijke medemensen.

Want gejok kán worden ingegeven door goede bedoelingen: "Hartelijk bedankt voor het peper- en zoutstel".
Maar liefdevolle jokkebrokken etaleren het cadeau, als de gevers langskomen.

Onverschilligheid: niet eens onthouden wat je tegen wie hebt gejokt.
Van dode zielen, voor dode zielen.

Rémi Glas (1955)

dinsdag 27 september 2016

Een leermomentje in een asielzoekerscentrum

Op een open dag bezoek ik een asielzoekerscentrum(AZC).
Er zijn hapjes uit Eritrea en Afghanistan.
Verder kraampjes, van organisaties zoals Vluchtelingenwerk.
Maar vooral gele ballonnen en bezoekers, véél.

Een antropoloog, fulltime werkzaam als casemanager bij het COA, leidt ons rond.
Langs de wooneenheden, waarin acht vluchtelingen verblijven. 
Verdeeld over twee kamers voor drie, en één kamer voor twee personen.

AZC 's Gravendeel
Driepersoons kamers

"Ik ga altijd naar een vijfsterren-camping, maar daar is het minder mooi dan hier", merkt een bezoeker op.

Bewoners krijgen vierenvijftig euro handgeld per volwassene per week.
Voor kleding, eten, telefoon en het versturen van pakketjes.
Boodschappen doen ze in de supermarkt van het kilometers verderop gelegen dorp.
Want in dit centrum wordt – gelukkig! – zelf gekookt.

Achtpersoonskeuken, 
AZC 's Gravendeel

Fietsen zijn ter plaatse te koop (vijftien euro) en medische hulp is gratis.

"Veel vluchtelingen schijnen kapitalen te bezitten", merkt iemand op, "Bijvoorbeeld honderdduizend euro, en dat nemen ze meestal mee. Betalen zij de gemaakte medische kosten later terug?"
De antropoloog is even de kluts kwijt.
"Nee, dat geloof ik niet".

We passeren verschillende hulploketten. 
"Worden die mensen hier niet teveel gepamperd?", vraagt een bezoeker, "Ze zullen het later toch óók alleen moeten redden?”
“Nee hoor”, verzekert onze gids, “Laatst nog. Iemand wilde hier een kapperszaak beginnen, maar had geen gereedschap. Dan sturen we zo iemand dus zelf naar de dorpskapper. Om gereedschap te vragen. Oké, het mislukte, want hij kwam met lege handen terug. Maar daar leren ze dus wél veel van”.
Hier heeft de bezoeker niet van terug.

Een leermomentje dus, voor de vluchteling: in Nederland steken wij zélf de handen uit de mouwen.
Of is het vooral een leermomentje voor de plaatselijke middenstand?
“Die vluchtelingen denken maar dat ze alles gratis krijgen. Ze bedelen zelfs om mijn zuurverdiende gereedschap”.

Mári Glas (1968)

zaterdag 24 september 2016

Snoeien in de monumentenzorg

Minister Bussemaker heeft nog een gaatje in haar begroting.
Voor de zekerheid hebben verstandige coalitiegenoten de onderwijsportemonnee dan ook tijdelijk in de kluis gelegd: "Handjes thuis Jet!".
Want ongelukkig genoeg werd de dramatische positiedaling van Nederlandse universiteiten op internationale ranglijstjes juist vóór de verkiezingen landelijk nieuws.
En nationale verpaupering bestaat pas officieel zodra deze zichtbaar wordt op de internationale ranglijstjes.
Oppassen dus, met onderwijs!

Cultuur dan maar.
Dat merkt geen hond.
Liefst kleine aantallen en natuurlijk zo onopvallend mogelijk.
Om de maatregel een socialistisch sausje te geven zijn deze keer de particuliere eigenaren aan de beurt.
Helaas precies de toch al zo aan banden gelegde bezitters van historische monumenten.*
Gelukkig zijn veel waardevolle gebouwen reeds in het verleden gesloopt, dus met die kleine aantallen zit het wel goed.

Maar toch.
Zijn historische monumenten eigenlijk niet een beetje van ons allemaal?
Om die reden ontstond, in andere tijden, de financiële onderhoudscompensatie.
Want eigenaren van monumenten mogen niet veel, maar moeten van alles.
Per 1 januari 2017 echter wordt de belastingaftrek voor het onderhoud van rijksmonumenten grotendeels afgeschaft.
Tenminste: als het aan minister Bussemaker ligt.

Ik denk aan de weg van Venetië naar Padua, ruim twintig jaar geleden aan weerszijden gemarkeerd door langzaam stervende maar onverminderd beeldschone Renaissance-villa's.
Niemand had het hart ze af te breken, maar geld voor onderhoud was er evenmin.

Door zo radicaal te snoeien in onze financiële onderhoudscompensatie zullen veel tot op heden behouden monumenten vermoedelijk eveneens een langzame en pijnlijke dood sterven.
Onvervangbaar erfgoed dat onze geschiedenis, stadscentra, dorpskernen en zelfs ons landschap markeert.

De laatste tijd hoor je veel over “onze” cultuur, al dan niet met de toevoeging “superieur”.
"Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg"? 
Stamppot, zes uur eten, één koekje bij de thee?!

Mwaah.
Koester tenminste, om te beginnen, ons historisch erfgoed!

Mári Glas (1968)

* Nel Viersen, "Geef eigenaren de ruimte hun monumenten te onderhouden"

donderdag 22 september 2016

Zuinig

Met Otto’s jachthond Druif wandelen we door de Groningse akkers. Een oude dame schuifelt ons tegemoet, gebogen over haar rollator. Maar Druif kiest het stel van middelbare leeftijd dat ons van achteren nadert. Vol verwachting kwispelt hij erop af. Hij wordt beloond, want de vrouw maakt spontaan een rondedansje. Zijn modderige vacht schampt haar zwarte broek.

De man vloekt en tiert.
“De stomerij kost vijftien euro!”
"Ach wát, dat beetje modder borstel je er zó af!", zegt de oude dame.
Ik stop hem een biljet van twintig euro toe. Dan zal hij begrijpen hoe absurd het is, denk ik. Maar de man stopt het biljet snel weg, met mijn wisselgeld. Terwijl beiden zich uit de voeten maken, blijft hij schelden.

"Kent u die mensen?”, vraag ik aan de oude dame, “Zijn ze érg arm?
Zedig werpt zij een blik op de hemel: "Nee, árm niet, maar wel héél zuinig." 

Mila Gras-Glas (1968)