Architect en socioloog Mári Glas (1968) buigt zich over noodlijdende vraagstukken in wetenschap en samenleving. Onder zijn redactie schrijven zijn (half)zussen Rémi ('55), Lis ('57), Mila ('68) en Ira ('83) Glas op hun Eigen Wijze met hem mee, over zelfgekozen onderwerpen. Waar het langer moet, laten zij hun ideeën rijpen op eikenhout en vullen hun eigen blogs hiermee. Waar het korter kán schenken zij hieruit gezamenlijk een Glaasje, van maximaal 300 milliliter, oftewel 300 woorden. Proost!


zaterdag 29 juli 2017

Lakmoesproefje voor (echte) vriendschap

Echte vriendschap is feestelijk.
Je hart springt op als hun deurklop klinkt.
Even uit de (onvermijdelijke) dagelijkse dosis onverschilligheid, onbegrip, middelmatigheid, saaiheid, vooringenomenheid, fatalisme, goedgelovigheid, benepenheid, kortzichtigheid en lafheid
Voor wie geestelijk nog in leven is, werkt vriendschap als balsem voor de ziel.

Essentieel is humor: onafscheidelijke metgezel van de diepste ernst.

Vriendschap is kennen.
Ben je bang dat vrienden jou zullen doorzien?
Op je hoede zelfs?
Kappen!

Vriendschap is vruchtbaar.
Volgens de econoom Tomáš Sedláček komen álle essentiële veranderingen in de wereld voort uit vriendschap.
Eindelijk brengen geestverwanten ontluikende ideeën tot wasdom die al een eeuwigheid, met talloos veel miljoenen, doelloos rondzweven.

Vriendschap is een vorm van liefde.
Je moet een beetje van je vrienden houden.
Bijvoorbeeld van hun manier van praten, lachen, lopen, kijken, redeneren of schrijven.
En, bovenal, van de onvermijdelijke keerzijde van hun mooie eigenschappen.
Want elk voordeel “heb” z’n nadeel.
Kortom: om lastiger kantjes te verdragen is enige vorm van liefde nodig.
Inclusief een lichamelijk element.
Maar aantrekkelijk of lichamelijk topfit hoeft een vriend natuurlijk niet te zijn.
Geen zorgen dus als je oud en/of gebrekkig bent, vaal, zwaarlijvig of uitgezakt.
Vrienden hoeven niet perfect te zijn.
Je wilt ze kennen, zoals ze zijn.

Maar fysieke afkeer is dodelijk.
Want je zit bij elkaar en je praat, urenlang.
Kleed je dus - ook (juist) voor je vrienden - met alle stijl die je in je hebt.
Máák er iets van.
Want vrienden zijn het waard.

Vriendschap is gelijkwaardig.
Hoed je dus, bovenal, voor bereidwillige hulpverleners.
Voor vrienden dus die zich, al dan niet “vanuit professionele ervaring”, vol (ogenschijnlijk) begrip boven jou stellen.
Want minachting is dodelijk, voor vriendschap.

“In nood leert men zijn vrienden kennen”, zegt men.
Voldoet jouw vriendschap niet aan bovenstaande voorwaarden?
Dan zullen jouw vrienden jou – op enig, bij voorkeur ongelegen, moment – lelijk tegenvallen.


Rémi Glas (1955)

dinsdag 25 juli 2017

De laatste monumenten: leuk voor toeristen

Steeds vaker staan historische monumenten alleen.
Een raadhuisje, verloren tussen de torens.
Een molentje, verscholen achter een stalen loods.
Een solitaire woudreus, tot monument verklaard.
Verweesde steden en landschappen, beroofd van hun geschiedenis.

Met een groepje maken we een fietstochtje over het Groningse Hogeland.
Ik fotografeer drie historische schuren, op één erf.

Historische schuren op het Groningse Hogeland, omgeving Hornhuizen, 2017

"Wat vind jij hier nou mooi aan?", vraagt een deelneemster, "het is toch geen bijzondere architectuur?".
"Het zijn kathedralen", mompel ik, "landschapsbepalend, uniek voor het Hogeland en vaak honderden jaren oud".

Moet iets "bijzonder" zijn om (historische) waarde te hebben?
Bouwen is helemaal niet altijd heroïsch!
Net zomin als mensen, eigenlijk.

Dan komt het gesprek op Groningse borgen, de grote stenen huizen en kastelen van de (land)adel.
"Je kunt niet alles behouden", verklaart een andere deelneemster opgeruimd, "Je moet wél met je tijd mee".
"Ooit telde Groningen ongeveer tweehonderd borgen", zeg ik, "nu zestien. Er zijn er dus 184 verdwenen". 
Dit vinden alle deelnemers grappig.

Gelukkig staan veel historische schuren er nog.
Nu nog wel. 
Maar ineens gaat het om allerlei redenen - asbestsanering, verminderde bruikbaarheid, achterstallig onderhoud, aardbevingsschade - wel érg hard met de sloop.
Mede gesubsidieerd door de NAM, want voor stalen damwandschuren worden zelden mijnbouwschades geclaimd.*

Konijnen of vogeltjes moet je niet alleen houden.
Dan worden ze eenzaam.
"Het is zo leuk voor de kinderen", zeggen de ouders.
Maar eigenlijk hebben ze helemaal geen zin in konijnen, of vogeltjes.
Veel te veel gedoe.
Oké, eentje dan, na lang zeuren.
Eenzaam, maar tenminste te overzien.
En, belangrijker, de kinderen zijn gelukkig.

Zo is het nu met die paar overgebleven monumenten.
"Het is zo leuk voor de toeristen", zegt de gemeente.
Maar eigenlijk hebben ze helemaal geen zin in die ouwe troep.
Veel te duur, gedoe bovendien.
Oké, jullie mogen er eentje houden.
Tevreden?
En, belangrijker, de toeristen zijn gelukkig.

Mila Gras-Glas (1968)


* Attie Bos, "Boerderijen in het wierden- en dijkenlandschap", p. 36, 2017

maandag 24 juli 2017

Dialogisch DraagVlak (DDV): tegenwicht tegen VVD

Gisteren schreef ik over de mysterieuze aantrekkingskracht van de VVD.
Oppervlakkig beschouwd lijkt een VVD-stem vooral ingegeven door rationele, economische overwegingen. 
Maar Nederland herbergt véél meer VVD-stemmers dan winnaars (financieel onkwetsbaren).
Vermoedelijk lieten veel VVD-kiezers zich verdoven door een (fatale) cocktail van zelfoverschatting - zelfidentificatie met een (onbereikbare?) financiële elite - en wensdenken.

Helaas is de psychologie van kiezers lastig te beïnvloeden. 
Baas in eigen (onder)buik, zullen we maar zeggen.
We moeten het dus hebben van Nederlanders die welbewust kiezen voor solidariteit.
Zij stemmen vooral op linkse partijen: GroenLinks, SP, PvdA en PvdD.
Maar ook hier blijkt de onderbuik een deuntje mee te rommelen, ondanks de betrekkelijk geringe programmatische verschillen.
Zo verklaarde een GroenLinkser uit onze vriendenkring onomwonden "een hekel" te hebben "aan SP-ers".

Hoewel liberalen onderling nóg meer verschillen, vinden zij elkaar uitgerekend in hun onderbuikgevoelens.
Maar links - eensgezind in een rationele kijk op de samenleving - lijkt daarentegen juist door onderbuikgevoelens te worden verdeeld.
Jammer, want samen streven linkse partijen de VVD voorbij.

De socioloog Richard Sennett pleit nadrukkelijk voor samenwerking.*
Hiertoe onderscheidt hij twee soorten debat: dialectisch en dialogisch.
Een dialectisch debat streeft naar sympathie, synthese en gemeenschappelijk begrip.
Een dialogisch debat is minder veeleisend en beoogt te luisteren mét behoud van onderlinge verschillen.
Kortom: inclusief de vrijheid om een boodschap in de eigen woorden te herhalen.
In de woorden van Sennett: "in de echo worden de bakens verzet".
Een treetje hoger, dat wel.
Zo kunnen wereldwijze, hippe GroenLinksers tóch aan tafel met minder bruisende, lageropgeleide SP-ers.

Nadeel: de dialogische benadering is gevoeliger voor gedonder.
Maar stel je eens voor: de "elite" en de "boze witte mannen", onvermoeibaar ideeën uitwisselend op het "Dialogisch DraagVlak" van één gemeenschappelijke, ruimdenkende partij, de DDV.
Met wederzijdse nieuwsgierigheid als voornaamste bliksemafleider.

DDV en VVD: op naar de finale!

Mári Glas (1968)


* Richard Sennett, "Samen. Een pleidooi voor samenwerken en solidariteit", 2012

zondag 23 juli 2017

Leven doet hopen, maar kies wél bewust!

Al jaren en jaren is de VVD de grootste partij.
Gevolgen: snel toenemende ongelijkheid, uitgeholde publieke voorzieningen, natuur en cultuur verpatst en uitgemolken. 
Nog even en ons laatste (openbaar toegankelijke!) natuurgebied is er ook geweest.
Maar de partij is democratisch gekozen.
Kiezers: wie zijn jullie en waarom doen jullie jezelf dit aan?

Volgens filosoof Alain de Botton neigen mensen ertoe om zich met winnaars te identificeren.
Vanuit optimisme en/of zelfoverschatting negeren ze de statistische werkelijkheid en/of beschouwen zichzelf als de kansrijke uitzondering:
Een zekere mate van financiële kwetsbaarheid oftewel loser zijn, is statistisch gezien de norm. […] In loserslanden zijn kiezers zo vriendelijk dat ze ervan uitgaan dat ze losers zijn en zullen blijven en daarom proberen ze de omstandigheden zo prettig mogelijk te maken. […] De vraag is of we stemmen voor een samenleving die een afspiegeling is van onze statistische werkelijkheid. Door te aanvaarden dat we welhaast zeker losers zijn en losers zullen blijven, kunnen we […] samenspannen om in een samenleving te wonen waarin de consequenties van ons falen heel wat minder erg zijn.*
Oftewel: de kans dat u, lezer, op dit moment een winnaar bent - dat wil zeggen: duurzaam immuun voor financiële kwetsbaarheid - is statistisch gezien zeer klein.
Toch wilde u wellicht, met uw partijkeuze, voor de zekerheid alvast uw (verhoopte) uitzonderingspositie en/of winst bevoordelen.

Hoop doet leven, zegt men.
Maar volgens James Baldwin is het andersom:
I can't be a pessimist because I'm alive. To be a pessimist means that you have agreed that life is an academic matter. So I'm forced to be an optimist.**
Leven doet hopen dus, en dat is maar goed ook.
Want leven is natuurlijk geen kwestie van cijfers of statistiek.
Maar stemmen, idealiter, wel.
Niets mis dus met gezond egoïsme, maar houd wél je hoofd erbij!


Mári Glas (1968)

* Alain de Botton, de Volkskrant, 15 juli 2017
** James Baldwin in de documentaire "I Am Not Your Negro"

zondag 16 juli 2017

Groot worden doet pijn

Onder een aalbessenstruikje in mijn tuin zit een merel.
Roerloos, met een scheef koppie en wijd geopende snavel, staart hij naar de knalrode besjes boven zijn kop.
Qua lichaamsgrootte lijkt de vogel volwassen.
Maar de vleugels liggen er wat ordeloos bij, en de kleur van de veren is enigszins onbestemd.
Zodra ik te dichtbij kom, hipt hij weg.
Kan hij eigenlijk wel vliegen? 
Wat ik ook doe: ik krijg de merel de lucht niet in.

Ik vrees voor de katten.
En voor dat akelige merel-virus, dat langzaam maar zeker op schijnt te rukken naar het noorden.
Maar zodra de merel weg hipt ziet hij er weldoorvoed, goedgevormd en kerngezond uit.
Een opgeschoten slungel, in afwachting van moeders pappot? 

Ik laat de merel met rust, terwijl ik enkele buurkatten de tuin uit jaag.
Maar de ouders laten zich niet zien.
Als ik een poosje later terugkom zit de merel weer roerloos in dezelfde rommelige houding (vleugels scheef) onder hetzelfde aalbessenstruikje.
Met wijd geopende snavel.
Om iets te doen zet ik een bakje water neer en maak me snel uit de voeten. 

Als ik na enige tijd weer poolshoogte kom nemen is de merel verdwenen.
Maar mijn aalbessenstruikje beweegt.
Daar valt mijn merel pardoes uit de struik, mét een rood besje in de snavel. 

In de dagen daarna zie ik hem telkens weer, rondscharrelend tussen de aalbessen.
Vliegen kan hij inmiddels als de beste.
Ik verdenk hem er nu zelfs van dat hij het al kon, maar meer zin had om "op de bank te hangen", zoals wij mensen dat noemen.

Want groot worden doet pijn, óók voor merels.

Mila Gras-Glas (1968)