De
elite ligt onder vuur.
Journalisten
maken er grappen over.
“Wij
eten, gezamenlijk, aan táfel”: oei, elitair!
Dé elite:
wie of wat zijn dat eigenlijk?
Gefrustreerde
witte mannen zijn het niet.
Maar
succesvolle witte mannen – ook wel old
boys - juist weer wél.
Elites
zijn er altijd geweest.
Mensen
willen zich immers, net als dieren, onderscheiden.
Het
“beste” mannetje krijgt de meeste vrouwtjes.
Onderscheidingsdrift
werkt kleurrijke veren, sublieme kunst en indrukwekkende prestaties in de hand.
Elites
veranderen van samenstelling.
Soms
radicaal, door een revolutie, maar vaker geleidelijk, ongemerkt.
De
regels van het spel veranderen mee.
Van
pauwenveren naar sterke horens, of andersom.
Ooit
was bruut geweld dé manier om je te onderscheiden.
Nu is
openlijke(!) agressie kenmerkend voor de onderklasse.
Hoe
heet eigenlijk dat beroemde gezelschapsspel waaraan wij allen – of we willen of
niet - deelnemen?
Op
de doos staat “Meritocratie”, hét familiespel voor spelers van 8 tot 80 jaar.
Moge
de beste winnen!
Wie
snel na “start” op “?” belandt, neme een kanskaart van het stapeltje.
“Uw
vader heeft het verkeerde beroep: ga door naar VMBO”.
Het
spel is wat versleten, en de regels zijn zoekgeraakt.
De
deelnemers worden het onderling niet eens.
Maar
wat niet (nooit!) verandert is dat de sterkste wint.
Oftewel:
de elite.
Dit
zet – begrijpelijk – kwaad bloed.
Is
die “elite” eigenlijk wel zo... elitair?
Zíjn
het wel bétere mensen, die bétere dingen doen?!
Is het mogelijk dat ze doen alsof?
Herschreven ze zelfs - in het geniep! - de regels?
Soms
verlang ik naar een échte elite.
Bij
voorkeur intellectueel.
Belezen,
(wel)denkende, maatschappelijk betrokken mensen.
Mensen
in rommelige huizen, die altijd een bordje over hebben voor onverwachte
gasten, ongeacht(!) hun afkomst.
Creatieve,
tuinierende, idealistische mensen.
Maar
dan écht.
Ménsen
dus: cultuurdragers die onze planeet - niet hun huishoudboekje! - boven alles
stellen.
Teveel
Monopoly gespeeld, dat zal het zijn.
Mári
Glas (1968)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten