Architect en socioloog Mári Glas (1968) buigt zich over noodlijdende vraagstukken in wetenschap en samenleving. Onder zijn redactie schrijven zijn (half)zussen Rémi ('55), Lis ('57), Mila ('68) en Ira ('83) Glas op hun Eigen Wijze met hem mee, over zelfgekozen onderwerpen. Waar het langer moet, laten zij hun ideeën rijpen op eikenhout en vullen hun eigen blogs hiermee. Waar het korter kán schenken zij hieruit gezamenlijk een Glaasje, van maximaal 300 milliliter, oftewel 300 woorden. Proost!


dinsdag 9 mei 2017

Vroeger was . a f s t u d e r e n . beter.

Als je wat ouder wordt, ga je vergelijken.
“Vroeger was alles beter”, dat verhaal.
Zo ben ik twee keer afgestudeerd.
Eerst bouwkunde (TU-Delft, 1995), vervolgens sociologie (Erasmus Universiteit, 2015).
Twintig jaar: een wereld van verschil.

In Delft koos ik zelf mijn docent(en) en gaf mezelf een opdracht.
Dat laatste kostte mij al een jaar.
Het uitwerken ging gelukkig sneller: een fantastische en vooral erg leerzame tijd!
Mijn begeleider nodigde mij soms thuis uit.

Later, in Rotterdam, leek “zelluf” doen nauwelijks meer een optie.
Het lijstje met mogelijke(!) onderwerpen was angstaanjagend kort.
Er staan dingen op die onderzoekers wensen te delegeren, wat op zichzelf al te denken geeft.
Je docent krijg je overigens cadeau bij je onderwerp.
Als een pak wasmiddel bij aanschaf van een wasmachine.
Al kun je natuurlijk selecteren op docent.
Maar dán krijg je een onderwerp op de koop toe.
Niet zelden wordt het tweede of zelfs derde keus en krijg je de – eerder/elders verzamelde! – data er ook nog bij.
Vanzelfsprekend inclusief een prefab-literatuurpakket.
Wekenlang werk je in groepjes, op (lang!) vooraf bepaalde tijdstippen.
Met elke week een opdracht: lees dit, analyseer dat, schrijf een concept-onderzoeksvoorstel.
De onderzoeksresultaten mag je helemaal zelf schrijven.
Maximaal tienduizend woorden, geproduceerd in drie zorgvuldig gestructureerde maanden!
Want daarna is jouw docent helaas vrijwel onbereikbaar.

Dankzij een sluiproute koos ik zelf docenten en bepaalde in overleg met hen een onderwerp.
Zo leerde ik toch nog zelfstandig onderzoeksvoorstellen schrijven, literatuur selecteren, eigenmondig interviewen en een onderzoeksproces structureren.
In dat jaar lag de bovengrens gelukkig nog nét bij vijftigduizend woorden.

Het kan verkeren!
Hiervoor zijn uiteenlopende redenen aan te voeren.
Zo krijgen universiteiten voor elke afgestudeerde student een bepaalde hoeveelheid geld.
Terwijl “eeuwige studenten” naar verhouding weinig opleveren, maar veel kosten.
Kostbare tijd vooral, van overwerkte onderzoekers.

Heel efficiënt, zeker.
Maar vroeger was afstuderen béter.

Mári Glas (1968)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten