Architect en socioloog Mári Glas (1968) buigt zich over noodlijdende vraagstukken in wetenschap en samenleving. Onder zijn redactie schrijven zijn (half)zussen Rémi ('55), Lis ('57), Mila ('68) en Ira ('83) Glas op hun Eigen Wijze met hem mee, over zelfgekozen onderwerpen. Waar het langer moet, laten zij hun ideeën rijpen op eikenhout en vullen hun eigen blogs hiermee. Waar het korter kán schenken zij hieruit gezamenlijk een Glaasje, van maximaal 300 milliliter, oftewel 300 woorden. Proost!


dinsdag 2 mei 2017

Op school is bèta het echte Alfa

Mijn hoogste eindexamencijfer (gymnasium-b, 1987) was een acht voor Engels.
Een vak dat ik er zo’n beetje bij deed.
Want al mijn tijd was nodig voor de exacte vakken.

Was ik een alfa?
Of, minder vriendelijk: “onvoldoende exacte aanleg”?
Dit bleek niet uit mijn Cito-score (honderdste percentiel).
Tijdens mijn bouwkundestudie (TU-Delft) had ik weinig problemen, en later, bij sociologische statistiek, evenmin.
Bovendien was mijn eindexamen-Engels (middel)matig.
Ik was vooral goed in multiple choice-vragen over teksten.

Bij mijn vijftienjarige dochter (honderste perdentiel, 4-gymnasium) zie ik, vierendertig jaar later, hetzelfde.
Ze voldeed ruimschoots aan de NT-profiel-toelatingseisen.
Maar ineens vallen de exacte vakken haar, onverwacht, zwaar.

Toch zijn bètavakken niet per se moeilijker dan talen.
Wel worden ze op een hoger niveau gegeven.
Of liever: op een hoger niveau geëxamineerd.
Want juist binnen exacte secties schieten didactische vaardigheden van docenten nogal eens tekort.
Potentieel goede leraren – sociale vaardigheden, goed(!) kunnen uitleggen, inspirerend – kunnen immers óók in het bedrijfsleven aan de slag.
Waar ze meer verdienen en een hogere status hebben.

De moeilijkheidsgraad – het vereise (examen)niveau – is domweg een keuze van beleidsmakers.
Overheden en bedrijven benadrukken tot vervelens toe het belang van technische vaardigheden.
Kenniseconomie betekent in de praktijk: hoogontwikkelde techniek.
De talenkant (“soft”) heeft geen status meer en lijkt inmiddels het afvalputje voor minder getalenteerde leerlingen.
Nota bene in een snel mondialiserende wereld, waarin Engels onontkoombaar de academische voertaal wordt.

Deze wanverhouding werpt een nodeloos hoge drempel op voor studies die geen uitgesproken(!) exacte aanleg vereisen, maar wél een brede algemene ontwikkeling.
Bovendien worden zelfs leerlingen met een hoge algemene intelligentie gedwongen om andere vakken te verwaarlozen, terwijl uitgesproken talige leerlingen nauwelijks worden uitgedaagd.
Verder is het literatuuronderwijs, na een halve eeuw verschraling, volledig afgeroomd.

Hoewel nergens geschreven staat dat we taalonderwijs niet langer serieus nemen, lijkt de alfarol al decennialang voor de bètavakken.

Mári Glas (1968)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten