In
mijn straat, in het Oude Noorden van Rotterdam, ligt rommel.
Troep.
Teringzooi.
Soms
vliegen de restanten van Mac Donalds-maaltijden zó uit een autoraampje.
Van
mijn buren zelfs.
Keurig
ingepakt, dat wel.
In
zo’n eco-kleurig papieren mini-tasje.
Uit
hoeveel onderdelen bestaat een Mac Donalds-maaltijd, inclusief wegwerpservies
en dito bestek?
Dát
weet je zodra de meeuwen komen.
Meteen
oprapen is dus wel zo handig.
Zo
was tenminste mijn instinctieve reactie.
Maar
terwijl ik bukte twijfelde ik al.
Stiekem
gluurde ik omhoog.
Stonden
ze daar nou, achter de gordijnen?
“Pas
op je hoofd buurman, daar komt nóg een vuilniszakkie”.
Ik lijk wel gek, dacht ik: ik ben hun dienstbode niet!
Ik lijk wel gek, dacht ik: ik ben hun dienstbode niet!
Vervolgens
vroeg ik advies, aan mede-Rommeldammers.
Wat
zou jij doen?
Volgens
sommigen zou je wel gek zijn, om andermans teringzooi op te ruimen!
Maar
in participatiekringen bleek het “Gij zult zwerfvuil rapen” de eerste van een
reeks ongeschreven Geboden.
De
vraag van wie de rommel afkomstig was leek er eigenlijk helemaal niet meer toe
te doen.
“Het
ligt er toch? Pak een bezem en doe wat gedaan moet worden!”, aldus een participatieprofessional met een indrukwekkende staat van dienst.
Van
de weeromstuit gingen mijn hakken in het zand.
Al
las ik ergens dat een blijmoedige Haarlemmer elke week twee uur op pad gaat,
met vuilniszak en papierprikker.
En
niet ééns uitsluitend in zijn eigen buurt!
Maar
in Haarlem spreken ze ABN.
In
Haarlem, zo stelde ik me voor, kun je na twee uur prikken zelfvoldaan op huis
aan.
“Mijn
stad is schoon”.
En, niet onbelangrijk, "ík ben een goed mens".
Maar
in Rotterdam krijg je van je eigen straatje al een burnout.
Toch?!
Toegegeven:
ik probeerde beiden.
Beurtelings,
afhankelijk van mijn stemming.
Eindelijk
ben ik er nu uit: opruimen geeft méér gemoedsrust.
Mits
NIET dwangmatig.
Dát
moet er wel bij, in Rommeldam.
Mári
Glas (1968)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten