Vrijwilligerswerk
is er altijd geweest.
Zonder
vrijwilligerswerk zouden verenigingen en ideële organisaties nauwelijks kunnen
draaien.
Geeft
niks: vrijwilligers worden geleid door intrinsieke
motivatie en werken binnen sociale verbanden,
waarin geld geen (hoofd)rol speelt.
In
uiteenlopende gradaties van vrijwilligheid,
dát moet er wel bij.
Toch
lijkt het besparen van geld een steeds belangrijker achterliggend motief voor
nieuwerwetse(re) vormen van vrijwilligerswerk.
Onbezoldigde
arbeid bij wijze van alternatief verdienmodel, zal ik maar zeggen.
Waarmee
vrijwilligerswerk plotseling een nieuw (sociaal) domein betreedt: dat van het
geld.
Hierover
valt veel te zeggen, dat niet in één Glaasje past.
Ik
schreef er mijn afstudeerscriptie over.*
Een (klein) vaatje vol.
Cartoon: Fran Orford |
Ik
kwam er weer op door een column** van Ionica Smeets, over sterrenkundige en
televisiepresentator Chriet Titulaer.
In
1969 becommentarieerde Titulaer de maanlanding.
Wat
opvalt is dat hij hiervoor liever geen salaris ontving.
Een
pijnpuntje voor de omroepstichting, want aan betaalde krachten kun je eisen
stellen.
Daar
had Titualaer, juist bij deze legendarische gebeurtenis, geen zin in.
Mij
gaat het hier om de inmiddels idyllisch aandoende suggestie dat je aan onbezoldigde krachten
géén eisen kunt stellen.
Andere tijden, terug naar de Onze:
Een maanlanding verslaan op je eigen voorwaarden, kom daar nog maar eens om.
Aldus
Smeets.
Hoewel onbetaald werken nu eerder regel is dan uitzondering.
Hoewel onbetaald werken nu eerder regel is dan uitzondering.
Want in onze participatiesamenleving “is er
geen geld”, terwijl het werk - vanzelfsprekend! - gedaan moet worden.
Maar eigen voorwaarden?
Maar eigen voorwaarden?
Hedendaagse vrijwilligers tekenen “vrijwilligerscontracten” waarin rechten
en plichten nauwkeurig omschreven worden.
Bijvoorbeeld het enigszins cryptische “recht op minimaal vier weken
verlof”.
Juridisch
gezien betekent dit alles tussen de nul en de tweeënvijftig weken.
Desondanks
wekken dergelijke contracten de indruk dat vrijwilligers niet per definitie “recht” hebben op méér.
Laat
staan dat vrijwilligers naar eigen inzicht werken, zoals Chriet.
Vrijwilligerswerk
in de jaren tien: geen verbetering.
Al
is dat natuurlijk subjectief.
Want
géld scheelt het.
Mári
Glas (1968)
*
“Hoe participatieprofessionals morele grenzen markeren”, 6 juli 2015.
**
Ionica Smeets, “Chriet Titulaer was grappiger dan alle mensen die hem nadeden”,
de Volkskrant, 29 april 2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten