Architect en socioloog Mári Glas (1968) buigt zich over noodlijdende vraagstukken in wetenschap en samenleving. Onder zijn redactie schrijven zijn (half)zussen Rémi ('55), Lis ('57), Mila ('68) en Ira ('83) Glas op hun Eigen Wijze met hem mee, over zelfgekozen onderwerpen. Waar het langer moet, laten zij hun ideeën rijpen op eikenhout en vullen hun eigen blogs hiermee. Waar het korter kán schenken zij hieruit gezamenlijk een Glaasje, van maximaal 300 milliliter, oftewel 300 woorden. Proost!


maandag 24 oktober 2016

CETA: geen kwestie van argumenten

Ten tijde van het Oekraïne-referendum sprak ik een kennis.
Een hoogopgeleide babyboomer, ooit werkzaam voor de PvdA.

Of hij gestemd had, informeerde ik, en zo ja: wat?
“Vóór, natuurlijk!”, sprak mijn kennis.
Zijn gezicht sprak boekdelen: wie kon er nou redelijkerwijs tégen zijn?
Hij was toch geen domme, anti-Europese populist?!

Ik zweeg.
Laf.
Want blijkbaar was ik zo’n, tja, onwetende populist.
Op dat moment schoot me zelfs geen argument te binnen.

Later bedacht ik me dat mijn kennis degene was zonder inhoudelijke(!) argumenten.
Wel meende ik achter hem een denkbeeldige menigte te ontwaren, alle duimen omhoog (“Vinden wij leuk”).

Zoals Grunberg schreef over de vrijheidsopvatting van Edith Schippers:
Ze doet in haar lezing of vrijheid een bedrijf is (Volkskrant, 8-9-2016).
Een goedlopend bedrijf, zodat die PR-afdeling er wel uit kan.

Bij de internationale vrijhandelsverdragen gaat het vooral om economische groei.
Het achterliggende paradigma – een theoretisch stelsel dat niet langer bewezen hoeft te worden, idealiter omdat het al bewezen is – luidt:
Europa (Nederland in het bijzonder!) is een bedrijf.
Handelsverdragen verbeteren de verkoopcijfers van dit bedrijf.
Hieruit volgt dat het belang van - helaas ondemocratische, want in het geniep bekokstoofde! - internationale handelsverdragen boven iedere twijfel verheven is.

Logisch ook:
De gevoeligste plek aan de mens is zijn portemonnee.
Schreef iemand.
Vermoedelijk geldt dit eveneens voor staten.
Oftewel: zodra ik tegen de oppermachtigheid van Europa’s portemonnee ben, ben ik tegen Europa.
Tenminste volgens mijn kennis, en de nimmer twijfelende menigte achter hem.
Maar in werkelijkheid ben ik tegen de oppermachtigheid van het internationale bedrijfsleven.
En dus juist heel erg vóór Europa!

Nu speelt CETA.
De Walen willen ‘hun eigen hachje’ redden, schrijft men.

Geef ze eens ongelijk.
Mij doen ze denken aan die solitaire, moedige Chinees wiens eeuwenoude huis boven zijn hoofd wordt afgebroken.
Zonder compensatie van de overheid.
Omringd door puinhopen en belaagd door bulldozers eet hij doodgemoedereerd zijn traditionele maaltijd.

Mila Gras-Glas 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten