Meningen: je staat erbij en je kijkt ernaar.
Hoewel ik geen professor ben, verkondig ik liever
een theorie.
Bijvoorbeeld dat ware humor – niet te verwarren met
leedvermaak! - per definitie voortkomt uit diepe ernst.
Neem ‘Alleen maar nette mensen’ van Robert Vuijsje.
De commentaren op deze roman vallen grofweg in twee
groepen uiteen.
Serieuze critici noemen het veelbesproken boek
‘ongemakkelijk’ of ‘confronterend’.
Anderen benadrukken massaal het ‘hilarische’ ervan.
Vooral de damesbladen schijnen de achterliggende
ernst en zelfs wanhoop van het boek niet op te merken.
Maar hoe erg is dat?
Neem u in acht voor degenen, die uw scherts niet begrijpen; zij begrijpen uw ernst stellig nog minder. (Salomon Baer-Oberdorf, 1870-1940)
Vuijsje vertelt zijn verhaal zó, dat minder
intellectuele lezers tenminste zijn ‘scherts’ waarderen.
De rest komt later, misschien.
Toch denk ik niet dat Vuijsje vooral grappig heeft
willen zijn.
Hij kon niet anders, gezien zijn onverholen
maatschappijkritiek.
Er is immers geen markt voor diepe ernst.
Humor komt voort uit ernst (refrein).
In den beginne was alles vrolijk.
Tot die (uitgekauwde!) verboden vrucht.
Die, op termijn, onvermijdelijk geconsumeerd moest
worden.
Tenminste door wie weigerde stom te zijn,
stekeblind, en doof bovendien.
Zoals Eva.
Eva had een vriendje, dat ik Ernst noem.
Goed bewaard geheim: Ernst wás de verboden vrucht.
Maar (stoute!) Eva consumeerde hem.
Aldus ontstond schijnbaar achteloos, bij wijze van
genade, de humor.
Onmiskenbaar een liefdesbaby.
Vijgenblad voor gevoeligen, die zich desondanks
begeven onder de mensen.
(refrein)
Ik denk aan onze familievriend, Sal Garim.
Geen geboren schrijver.
Maar als je hem ziet, dan moet je lachen.
Al is het maar door zijn ogen.
Humor: filosofische allure; de allerindividueelste
expressie van de diepste Ernst.
Ooit riep mijn destijds vijftienjarige zusje Ira
huilend uit: “Jullie vinden Sal alléén maar leuk omdat hij zo grappig is!”.
Maar bestaat er een groter compliment?
Mila Gras-Glas
Geen opmerkingen:
Een reactie posten