Architect en socioloog Mári Glas (1968) buigt zich over noodlijdende vraagstukken in wetenschap en samenleving. Onder zijn redactie schrijven zijn (half)zussen Rémi ('55), Lis ('57), Mila ('68) en Ira ('83) Glas op hun Eigen Wijze met hem mee, over zelfgekozen onderwerpen. Waar het langer moet, laten zij hun ideeën rijpen op eikenhout en vullen hun eigen blogs hiermee. Waar het korter kán schenken zij hieruit gezamenlijk een Glaasje, van maximaal 300 milliliter, oftewel 300 woorden. Proost!


zondag 6 november 2016

"Dat sentimentele gedoe over dieren"

In Trouw (29-10-2016) verklaart jaagster Pauline de Bok zich te ergeren aan “dat sentimentele gedoe over dieren”.
De gangbare betekenis van sentimenteel is: overdreven gevoelig.
Maar eigenlijk staat sentimentaliteit voor valse gevoeligheid.
Kitsch, bij wijze van periodieke uitlaatklep voor het onderdrukken van echt gevoel.
Of zelfs als dekmantel voor het geheel ontbreken ervan.

Het is geen toeval dat (oudere) mannen sentimenteler zijn dan vrouwen.
Mannen beheersen, noodgedwongen, hun gevoelens.
Na een glaasje kan dergelijk (onbestemd, onwelriekend) gevoelsafval plotseling samenklonteren.
Met als gevolg (periodieke) verstopping.
Plotseling stroomt de boel over.
Daar zit opa – dezelfde die altijd zo lelijk tegen oma deed! – en pinkt een traantje weg.
Zomaar, om niks.
Geen overdréven gevoeligheid, maar zwelgen in een plaatsvervangend, ondefinieerbaar, maar bovenal ongevaarlijk gevoelssurrogaat.

Zoals mensen die “sentimenteel doen” over een mishandeld geitje op de kinderboerderij, maar onbekommerd hun kiloknallers eten.
Plaatsvervangend gevoel bij wijze van periodieke ontstoppper.
Want de prop – niet willen zien en niet willen weten! – wringt, bij vlagen.
Iedereen wéét immers van het immense leed in de bio-industrie.
Een sentimenteel mens is iemand die de luxe van een emotie wil hebben zonder ervoor te betalen.
Aldus Oscar Wilde.
Een sentimentele samenleving koestert kosteloos de illusie van beschaving.
Zo’n samenleving faciliteert en legitimeert het wegkijken van haar leden.
Met betonnen bunkers, kleurige etiketten en cellofaan.
Maar niets verdooft effectiever dan onvoorstelbare aantallen.

De schrijver Alfred Döblin begreep dit als geen ander.
In één adem met de aantallen beschreef hij dat éne doodgeknuppelde kalfje, met fluwelen ogen:
Aanvoer ter veemarkt: 11543 varkens, 2016 koeien, 1920 kalveren, 4450 schapen. Wat doet die man daar nu met dat kleine kalfje? Hij sleept het aan een touw door die grote hal, waar tientallen stieren brullen, en brengt het naar een bank (Berlin Alexanderplatz, p.165).

Hier geen sentimenteel gedoe, maar noodzakelijke verbeelding.
Van abstracte, want onvoorstelbare aantallen.

Ira Glas (1983)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten