Architect en socioloog Mári Glas (1968) buigt zich over noodlijdende vraagstukken in wetenschap en samenleving. Onder zijn redactie schrijven zijn (half)zussen Rémi ('55), Lis ('57), Mila ('68) en Ira ('83) Glas op hun Eigen Wijze met hem mee, over zelfgekozen onderwerpen. Waar het langer moet, laten zij hun ideeën rijpen op eikenhout en vullen hun eigen blogs hiermee. Waar het korter kán schenken zij hieruit gezamenlijk een Glaasje, van maximaal 300 milliliter, oftewel 300 woorden. Proost!


maandag 7 november 2016

Ironieblindheid: de proef op de som

In NRC Handelsblad (4-11-2016) signaleert Christiaan Weijts een verontrustende toename van ironieblindheid.
Volgens hem veroorzaakt het internet een neiging om alles zonder ;-) letterlijk te nemen.
Weijts omschrijft ironie als talige meerstemmigheid.
Ironie doet recht aan innerlijke tegenstrijdigheden.
Let op, er staat niet wat er staat!

Instabiele ironie is meerstemmigheid voor gevorderden.
De verteller bekent voorlopig geen kleur en wast de handen in onschuld:
In een ironische tekst zijn de uiteindelijke betekenis en het morele oordeel opgeschort, uitgesteld, en zo ontstaat er, tussen het teken en de betekenis, een ruimte waar andere wetten gelden, als op een podium.
Zo bezien wijst ironie niet op een gebrek aan engagement.
Van uitstel komt immers geen afstel.
Wel wordt de lezer – op samenzweerderige toon – verleid tot medeplichtigheid.
Ironie als tegenhanger van ideologische verstarring en vooringenomenheid.
Want kritisch denken vereist een voortdurende staat van opmerkzaamheid.

Mij hoor je niet zeggen dat ironie eenvoudig is.
Nog dezelfde dag werd ik op de proef gesteld.
Door een ingezonden brief die ik - fanatieke lezer van de oude stempel - onmiddellijk ironisch opvatte:


Ingezonden brief, Volkskrant, 4 november 2016

Tot de reactie van Bettie Zaal.
Vandaag reageerde zij met deze – ongetwijfeld bloedserieuze! – brief:

Eerste deel ingezonden brief, 
Bettie Zaal, 
Oosthuizen, 
Volkskrant, 7 november 2016

Was Roelof bloedserieus of lijdt Bettie wellicht aan ironieblindheid?

Zonder context is ironie volgens Weijts lastig te onderkennen.
In Roelofs brief ontbreken ondubbelzinnige signalen.
Toch twijfelde ik geen ogenblik.
Ik meende iets plagerigs te bespeuren.
En dan die bijna absurdistische gevolgtrekking: “dan kunnen ze ook vier jaar later met AOW”.

Op zoek naar een eventuele twinkeling in Roelofs oogopslag plunderde ik Google, "Afbeeldingen".
Maar wat is eigenlijk het probleem?
“Er lijkt geen speld tussen te krijgen”, schrijft Bettie.
Desalniettemin bekroop haar “een gevoel van onbehagen”.
Zo bezien blijkt Roelofs provocatie geslaagd.
Al dan niet ironisch, verleidde hij Bettie immers tot kritisch denken.
En mij tot íets minder sterke brillenglazen ;-)

Mári Glas (1968)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten