In NRC Handelsblad (4-11-2016) signaleert Christiaan Weijts een verontrustende
toename van ironieblindheid.
Volgens
hem veroorzaakt het internet een neiging om
alles zonder ;-) letterlijk te nemen.
Weijts
omschrijft ironie als talige
meerstemmigheid.
Ironie
doet recht aan innerlijke tegenstrijdigheden.
Let
op, er staat niet wat er staat!
Instabiele
ironie is meerstemmigheid voor gevorderden.
De
verteller bekent voorlopig geen kleur en wast de handen in onschuld:
In een ironische tekst zijn de uiteindelijke betekenis en het morele oordeel opgeschort, uitgesteld, en zo ontstaat er, tussen het teken en de betekenis, een ruimte waar andere wetten gelden, als op een podium.
Zo
bezien wijst ironie niet op een gebrek aan engagement.
Van
uitstel komt immers geen afstel.
Wel
wordt de lezer – op samenzweerderige toon – verleid tot medeplichtigheid.
Ironie
als tegenhanger van ideologische verstarring en vooringenomenheid.
Want
kritisch denken vereist een voortdurende staat van opmerkzaamheid.
Mij hoor je niet zeggen dat ironie eenvoudig is.
Nog
dezelfde dag werd ik op de proef gesteld.
Door een ingezonden brief die ik - fanatieke lezer van de oude stempel - onmiddellijk ironisch opvatte:
Door een ingezonden brief die ik - fanatieke lezer van de oude stempel - onmiddellijk ironisch opvatte:
Ingezonden brief, Volkskrant, 4 november 2016 |
Tot de reactie van Bettie Zaal.
Vandaag reageerde zij met deze – ongetwijfeld
bloedserieuze! – brief:
Eerste deel ingezonden brief, Bettie Zaal, Oosthuizen, Volkskrant, 7 november 2016 |
Was Roelof bloedserieus of lijdt Bettie wellicht aan ironieblindheid?
Zonder
context is ironie volgens Weijts lastig te onderkennen.
In Roelofs
brief ontbreken ondubbelzinnige signalen.
Toch
twijfelde ik geen ogenblik.
Ik meende iets plagerigs te bespeuren.
En
dan die bijna absurdistische gevolgtrekking: “dan kunnen ze ook vier jaar later
met AOW”.
Op
zoek naar een eventuele twinkeling in Roelofs oogopslag plunderde ik Google, "Afbeeldingen".
Maar wat is eigenlijk het probleem?
“Er
lijkt geen speld tussen te krijgen”, schrijft Bettie.
Desalniettemin
bekroop haar “een gevoel van onbehagen”.
Zo bezien blijkt Roelofs provocatie geslaagd.
Al dan niet ironisch, verleidde hij Bettie immers tot kritisch denken.
En mij tot íets minder sterke brillenglazen ;-)
Mári
Glas (1968)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten