Architect en socioloog Mári Glas (1968) buigt zich over noodlijdende vraagstukken in wetenschap en samenleving. Onder zijn redactie schrijven zijn (half)zussen Rémi ('55), Lis ('57), Mila ('68) en Ira ('83) Glas op hun Eigen Wijze met hem mee, over zelfgekozen onderwerpen. Waar het langer moet, laten zij hun ideeën rijpen op eikenhout en vullen hun eigen blogs hiermee. Waar het korter kán schenken zij hieruit gezamenlijk een Glaasje, van maximaal 300 milliliter, oftewel 300 woorden. Proost!


zondag 13 november 2016

Hoe kies je een voornaam? Zó dus niet!

Om mijn dochters hartje te horen kloppen heb ik nu nog een dokter nodig.
Voor een naam luister ik voorlopig naar de hartslag van onze tijd, een tijdperk van jagers.
Jagers, ja.
Rovers, zo je wilt.
Lees Luyendijk.

Ooit was het anders.
Juist bij jagers en verzamelaars.
Volgens wetenschapsjournaliste Nathalie Angier* worden jagers ten onrechte éérst genoemd.
Want jagers (mannen) waren onberekenbaar.
Hun – incidentele! – buit droeg nauwelijks bij aan het gezinsinkomen.
Maar verzamelaars (vrouwen) voorzagen in het dagelijks "brood".
Deze oermoeders – durf ze eens achterlijk te noemen! – waren wat je noemt financieel onafhankelijk.
Groepsgewijs werden lastige mannen - ADHD is zo oud als de wereld - in bedwang (op afstand) gehouden.

Mét de landbouw verkregen mannen het monopolie over de voedselvoorziening, en daarmee over de voortplanting.
Zo verschenen hekjes, bordjes en verboden.
Nota bene rond sinds mensenheugenis openbare(!) veldjes met eetbare gewassen.
Rond vrouwen zélf werden muren opgetrokken.
Alles om die kostbare eicellen veilig te stellen: de enige volmaakt ronde – niet toevallig de sterkste vorm in de natuur! – menselijke lichaamscellen, bewaarplaats van het familiekapitaal.
“Verboden toegang voor onbevoegden”: motto van deze tijd.
De eitjes het klokje rond bewaakt.
Als goudgele(!) goudstaafjes in de kluis van de Nederlandsche Bank.

Doopnamen veranderden mee.
De allernieuwste trend in (jongens)namen: Nero, Rover, Storm.
Ook gehoord: Vileine.
Want vrouwelijke agressie uit zich nog altijd liefst indirect.
Angier pleit daarentegen voor herwaardering van openlijke vrouwelijke agressie.
Want overleven, dat moet je tóch.

Ronja dan maar?
Naar Lindgren’s Roversdochter**.
Past dit een kind van onze (rovers)tijd?
Je kinderen zijn je kinderen niet [...] Je mag hun lichamen huisvesten, maar niet hun zielen, want hun zielen toeven in het huis van morgen, dat je niet bezoeken kunt. (Kahlil Gibran)
Au, daar schopt ze al!
Vanuit het huis van morgen, dat ík niet bezoeken kan.
Protest?
Ik moet afwachten, denk ik, én luisteren.
Naar háár.

Ira Glas (1983)


* Nathalie Angier, “De vrouw. De waarheid over het vrouwelijk lichaam”, 1999

** Astrid Lindgren, “Ronja de Roversdochter”, 1981

Geen opmerkingen:

Een reactie posten